Entschuldigung, darf ich ........ etwas fragen?
Fragen is een werkwoord met de vaste 4e naamval:
Ich frage dich / Sie / den Lehrer / meinen Bruder.
Fragen (een vraag stellen) en bitten (verzoeken) zijn veel voorkomende werkwoorden die in het Duits altijd met de 4e naamval combineren.
Ich frage dich / ihn / den Lehrer.
Ich bitte Sie / meinen Vater.
Zie voor verdergaande uitleg ook menupagina 'Overzicht Duitse Grammatica (extra tips)': Verschil Nederlands-Duits m.b.t. het ontleden van zinnen.
........ Phantasie ist wichtiger als ........ Wissen, denn Wissen ist begrenzt.
(Albert Einstein)
Die Phantasie (moderne schrijfwijze: Fantasie) komt uit het Latijn en is vrouwelijk zoals een aantal andere woorden met de uitgang -ie: die Demokratie, die Energie, die Kopie, die Philosophie.
Das Wissen (de kennis): woorden die uit hele werkwoorden bestaan zijn onzijdig (net als in het Nederlands: het weten, het kennen).
Die Phantasie en das Wissen zijn verbonden door het koppelwerkwoord ist en staan derhalve beide in de 1e naamval.
(Vanavond gaan we weer eens de hort op.)
Heute abend ziehen wir mal wieder um ........ Häuser, aber um Mitternacht ........ wir zuhause sein, sonst ist die Tür verschlossen.
Na het voorzetsel um volgt de 4e naamval.
Die Häuser: meervoud 1e en 4e naamval.
müssen: als het wettelijk verplicht is of anderszins noodzakelijk (de deur is op slot)
sollen: op gezag van iemand; meine Mutter will, dass ich um 10 Uhr zuhause bin. Sie sagt: Du sollst rechtzeitig nach Hause kommen!
Auf die Piste gehen is eveneens spreektaal voor ausgehen.
Ich habe genug gegessen, ich bin ........ .
Dit is een vals vriendje: satt sein betekent voldaan na het eten - Ik zit vol.
Voll: spreektaal voor betrunken sein. Dus ook dat is een vals vriendje.
Een beker is vol: gefüllt, voll.
Ik ben het zat / ik heb er genoeg van: Ich habe es satt / mir reichts.