MOB-versie | Naar grote versie



Werkwoorden

Het werkwoord is het woord in de zin dat een handeling uitdrukt. 

Op deze pagina's wordt aangegeven hoe de werkwoorden in de verschillende tijden worden vervoegd.

 

 

We onderscheiden:

  • zwakke werkwoorden (bijvoorbeeld: spielen, reden, antworten)
    verleden tijd: geen klinkerverandering (spielen-spielte)
    voltooid deelwoord: ge-stam*-(e)t  (gespielt)  

    Zwakke werkwoorden in het Duits zijn ook in het Nederlands meestal zwak*. 
  • sterke werkwoorden  (bijvoorbeeld: fahren, kommen, lesen)
    verleden tijd: wel klinkerverandering  -(fahren-fuhr)
    voltooid deelwoord: eindigt altijd op -en  (gefahren)

    Sterke werkwoorden in het Duits zijn ook in het Nederlands meestal sterk*.

* er zijn enkele uitzonderingen, zie bij zwak resp. sterk

  • onregelmatige werkwoorden
    1. haben, sein, werden
    2. können, mögen, dürfen, müssen, sollen, wollen, wissen                                   
    3. brennen, kennen, nennen, rennen, bringen, denken 

* In het Duits krijg je de stam van een werkwoord, als je -en of -n weglaat, bijvoorbeeld spielen spiel-; wandern wander-