........ Abfall wird morgen abgeholt.
Der Abfall: in het Duits dus niet onzijdig.
Zelfstandige naamwoorden, bestaand uit de stam van een werkwoord, zijn overwegend mannelijk:
der Abfall (ab-fall-en), der Verband (binden-band-gebunden), der Besuch, ... Het betreft dus ook vaak woorden die in het Nederlands onzijdig zijn.
kliko / afvalcontainer: die Mülltonne
afvalophaaldienst: die Müllabfuhr
Ich habe Frau Berger schon angerufen, sie ........ also Bescheid.
Wissen is onregelmatig - enkelvoud met -ei- en -ß-:
ich, er/sie/es, man, wer, Frau Berger weiß.
Dus ook de uitgangen bij ich, er/sie/es zijn onregelmatig.
Meervoud: wir/sie wissen - ihr wisst
Bescheid wissen: op de hoogte zijn
Er gaat bij mij een lichtje branden: ........
Deze uitdrukking geeft een mentale ervaring weer, de persoon zelf is hier meewerkend voorwerp. Zo ook: mir ist deutlich geworden, das gefällt mir/Ihnen, es geht mir/ihm gut, das tut mir/ihr leid.
Mir geht ein Licht (onderwerp) auf.
Het gaat dus niet om wederkerende werkwoorden zoals ich wasche mich/ihn, er wäscht sich/den Hund (4e naamval).
Für sein Spargeld bekommt man heutzutage fast keine ........ .
die Zinsen: opbrengst op spaartegoeden (meervoud omdat het bedrag bedoeld wordt)
der Zins/der Zinssatz: rente/rentevoet uitgedrukt in % (in Prozenten)
die Zeile: regel (van een tekst)
die Rente: pensioen
die Zölle: invoerrechten (der Zoll: de heffing, maar ook de douane-instantie)
tol voor bruggen en wegen: die Maut
fast: bijna (beinahe)