........ Gebirge ist vor Millionen Jahren entstanden.
Woorden die met Ge- beginnen (en op -e eindigen) zijn vaak onzijdig: das Gebirge, das Gebäude, das Gelände (terrein).
Uitzonderingen: die Gemeinde, der Gedanke.
foto: Kauk0r
Das Gras (groeit) ........ nicht schneller, wenn man daran zieht.
(Konfuzius)
groeien: wachsen - wuchs - gewachsen
denk aan het gewas: das Gewächs
volwassen: erwachsen
Sterke werkwoorden met -a- krijgen bij du/er, sie, es een umlaut:
Das Kind wächst schnell. Er schläft tief. Der Zug fährt ab.
Ein Einwohner von Laren ist mit 111 Jahren (de oudste) ........ Mann der Niederlande.
Koppelwerkwoord ist, dus beide woorden staan in de 1e naamval.
1e naamval mannelijk: der alte Mann - der älteste Mann
alt - älter - am ältesten - der/die/das älteste
........ liegen im Nordwesten Europas.
Die Niederlande (onderwerp): altijd met lidwoord in het meervoud (oude meervoudsvorm van das Land - die Länder).
Enkele landen hebben in het Duits een lidwoord: die Schweiz, die Türkei in het enkelvoud,
die USA (die Vereinigten Staaten), die Niederlande in het meervoud.
Deze lidwoorden worden ook verbogen: Wir sind in den Niederlanden. (3e naamval meervoud)
Die Niederländer: de Nederlanders.