Der Sohn von meinem Onkel und meiner Tante ist mein ........ .
De zoon of dochter van je oom of tante:
der Cousin, die Cousine (uitspraak als in het Frans).
Dezelfde generatie als jezelf, ook al kan de leeftijd verschillen.
Der Neffe / die Nichte is de zoon/dochter van je zus of broer ('oom-tantezegger').
Dus een volgende generatie.
Beide woorden net als in het Engels nephew/niece en cousin en in het Frans neveu/nièce en cousin/cousine.
Diese Art von Kreuzungen sind ........ Gefahr für Radfahrer.
die Gefahr: Een van de woorden die in het Nederlands onzijdig zijn, maar niet in het Duits. Net als die Geduld, die Gewalt.
Koppelwerkwoord sein: (diese Art) Kreuzungen = die Gefahr; beide woorden staan in de 1e naamval.
Het werkwoord richt zich naar Kreuzungen, echter kun je ook diese Art, dus enkelvoud, als onderwerp zien.
Dat is niet duidelijk voorgeschreven, net als in het Nederlands een aantal dingen is/zijn. De formulering als in de opgave is het meest gebruikelijk.
Ich ........ Freundin begegnet.
Begegnen (tegenkomen, toevallig ontmoeten) is met de 3e naamval verbonden: Ich bin einer Freundin / ihr begegnet.
De voltooide tijd van begegnen wordt met sein gevormd.
Een aantal werkwoorden combineert in het Duits standaard met de 3e naamval. De meest gebruikte zijn: danken, folgen, gratulieren, helfen, glauben.
Ich habe einen Freund getroffen: Freund is hier lijdend voorwerp, dus 4e naamval.
Man kann Benzin sparen, ........ man langsamer fährt.
Iets bewerkstelligen door wordt in het Duits uitgedrukt met indem.
Durchdass bestaat in deze vorm niet. De correcte zinsconstructie is:
Man kann Benzin sparen, dadurch dass man langsam fährt.
Dadurch: hierdoor, dus het aangeven van een oorzaak resp. een gevolg. Er hat einen Fehler gemacht und dadurch ging es schief.
Damit: daarmee/hiermee. Damit war alles klar (helder).