voltooide tijd
De voltooide tijd bestaat altijd uit een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord.
Â
Â
Haben en sein
Het bekendst zijn de hulpwerkwoorden van tijd, sein en haben.
Â
De voltooid tegenwoordige tijd:
- Die Kinder haben gespielt.
- Ich habe Deutsch studiert.
- Er ist in Berlin gewesen.
- Ihr seid auf dem Markt gewesen.
Â
De voltooid verleden tijd:
- Wir waren nach Ibiza umgezogen.
- Holland hatte 1988 die Europameisterschaft gewonnen.
Â
Verschillen tussen Nederlands en Duits
Het gebruik van haben en sein als hulpwerkwoord van tijd komt over het algemeen met het Nederlands overeen.
Â
Toch zijn er uitzonderingen:
Â
a) Nederlands zijn, Duits haben:
Â
sommige werkwoorden die een begin, einde, toe- of afname van iets betekenen:
- anfangen, beginnen (beginnen) - Wir haben angefangen.
- zunehmen (aankomen, meer worden) - Ich habe ein Kilo zugenommen.
- abnehmen, nachlassen (afnemen, minder worden) - Sie hat 3 Kilo abgenommen. Der Regen hat nachgelassen.
- aufhören, enden (ophouden, eindigen) - Der Sturm hat aufgehört.
- gefallen (bevallen) - Amsterdam hat uns gut gefallen.
- heiraten (trouwen) - Sie haben gestern geheiratet,
- vergessen (vergeten) - Er hat sein Hörgerät vergessen.
Â
Â
b) Nederlands (ook)Â hebben, Duits sein of andersom:
- begegnen (ontmoeten): Ich bin deinem Freund in Paris begegnet.(werkwoord met 3e naamval).
- verlieren (verliezen): Ich habe mein Geld verloren.
- vergessen (vergeten): Ich habe meine Brille vergessen./ Ich habe vergessen auszuchecken.
- Openingstijden winkels/organisaties: Wir haben geöffnet. Wir haben geschlossen.
- alle werkwoorden die een beweging uitdrukken.
Ich bin gelaufen. (lopen)
Ich bin gefahren. (rijden)
Ich bin geschwommen. (zwemmen)
(In Zuid-Duitsland kun je in spreektaal ook wel 'habe gelaufen' etc. horen. Dit geldt alleen voor werkwoorden die een beweging uitdrukken.)
Â
c) Een gebeurtenis in het verleden wordt vaak weergegeven in de voltooid tegenwoordige tijd.
Â
Voorbeelden:
- Ich bin am Wochenende in Groningen gewesen.
- Ich habe dort ein Festival besucht.
Â
Werden
Het hulpwerkwoord van de lijdende vorm is werden.
Â
Met werden wordt van een actieve vorm (bedrijvende zin) een passieve vorm (lijdende zin) gemaakt:
Â
- Meine Mutter sucht mich.
Ich werde von meiner Mutter gesucht.
|
- Meine Mutter suchte mich.
Ich wurde von meiner Mutter gesucht.
|
- Meine Mutter hat mich gesucht.
Ich bin von meiner Mutter gesucht worden.
|
- Meine Mutter hatte mich gesucht.
Ich war von meiner Mutter gesucht worden.
|
Â
In het Duits wordt verschil gemaakt tussen
- een handeling in het verleden:
Der Tisch ist von meinem Bruder gedeckt worden.
- een toestand:Â Der Tisch ist gedeckt.