Ik heb een cadeau voor jou.

ein/das Geschenk (1e en 4e naamval): hier lijdend voorwerp
für (4e naamval): bestemd voor / bedoeld voor
4e naamval: für mich / für ihn / für euch / für Sie
vor: wordt gebruikt in plaats- of tijdsbepalingen
vor dem Haus, vor einer Stunde (een uur geleden).
(Zie eventueel bij 'voorzetsel: gebruik'.)
Das (lijdend voorwerp) schenke ich dir (geef ik aan jou) : meewerkend voorwerp , 3e naamval.
Wenn jemand zwei linke ........ hat, nennt man ........ spaßeshalber 'Grobmotoriker'.

die Hand - die Hände (1e en 4e naamval)
Enkele vrouwelijke woorden hebben in het meervoud een umlaut en de uitgang -e: die Wände, die Bänke (zitbanken), die Kräfte, die Nächte, die Städte.
(Man nennt) ihn: lijdend voorwerp
spaßeshalber: voor de lol
"Ich muss mir mal die Füße vertreten."
de voet verrekken/verstuiken: den Fuß verrenken/verstauchen
te voet gaan: zu Fuß gehen
Nette formulering voor 'naar toilet': Ich muss mal austreten (toiletten waren vroeger buiten de woning).
Die Bemerkung des Showmasters war grenzwertig.
De opmerking van de showmaster was ........ .
grenzwertig: wordt gezien als nog net niet 'over een grens gaan'
wertig heeft hier dus niet de betekenis van waardevol
overbodig: überflüssig
niet pluis: nicht geheuer