Ich zeige ........ den Weg, bitte folgen Sie ........ .
Â
aan iemand iets laten zien = zeigen + 3e naamval: ich zeige dir/Ihnen (meewerkend voorwerp)
Â
folgen + vaste 3e naamval: Ich folge dir/Ihnen/dem Auto.
Die Geburt der Zwillinge war ein freudiges (gebeurtenis) ........ .
Â
das Ereignis: gebeurtenis
das Ergebnis: resultaat
die Ergänzung: toevoeging
das Erzeugnis [ertsuignis]: product
Â
Woorden met de uitgang -nis zijn overwegend onzijdig.
die Zwillinge (in het Duits altijd meervoudsvorm): tweeling
der/ein Zwilling: een van de tweeling
Welke regel klopt?
"99 Luftballons auf ihrem Weg zum Horizont ...":
auf ihrem Weg moet ........
Voorzetsel auf: 3e of 4e naamval.
De ballonnen bewegen weliswaar maar veranderen niet van plek ten opzichte van iets anders: Ze zijn op weg.
De controlevraag luidt dus: waar zijn de ballonnen?
Â
Zum Horizont is een bestemming, maar de zinsnede heeft grammaticaal niets te maken met auf ihrem Weg. De 3e naamval is hier afhankelijk van zu.
Â
Evenzo bijvoorbeeld: hinterher laufen. Die Organistion läuft der Zukunft (3e naamval) hinterher. M.a.w.: blijft achter bij de ontwikkelingen.
De loper blijft steeds achter degene/hetgeen waar hij/zij achteraan loopt.
Das sieht dir mal wieder ähnlich!
ähnlich sehen: lijken op
Als vaste uitdrukking met 'mal wieder': dit past bij jouw persoonlijkheid (gedrag/houding) / dat is typisch voor wat jij (gewoonlijk) doet/zegt.
Â
Dat lijkt op jou: slaat op een 'iets' dat uiterlijk lijkt op de persoon.
Das Smiley sieht (so ähnlich) aus wie du / sieht dir ähnlich.
Dat is net als / zoals jij: das ist genauso wie du.
Je lijkt op haar/hem: du siehst ihr/ihm (3e naamval) ähnlich.
Â
Het werkwoord ähneln (lijken op) combineert met de 3e naamval: sie ähneln sich wie ein Ei dem andern; sie ähnelt ihrem Bruder.