Ich kenne (hem) ........ nur vom Telefonieren. Ich (ben hem) ........ noch nie begegnet.
Ich kenne ihn (lijdend voorwerp).
Ich bin ihm begegnet (heb hem ontmoet): begegnen combineert met de 3e naamval en het voltooid deelwoord wordt gevormd met sein.
Een aantal werkwoorden heeft de vaste 3e naamval zoals begegnen, gratulieren, danken, folgen, helfen en nog enkele andere.
Die Sekretärin hat ........ Direktor mitgeteilt, dass alle Abteilungsleiter an ........ Sitzung teilnehmen.
Die Sekretärin hat dem Direktor (aan de directeur) mitgeteilt, dass alle Abteilungsleiter an der Sitzung teilnehmen.
teilnehmen an: 3e naamval
Controlevraag: waar nemen zij deel aan?
Am 21. Juni bewegt sich die Sonne auf dem nördlichen Wendekreis mittags genau (loodrecht) ........ durch den Zenit.
senkrecht: verticaal - Vor Schreck saß sie senkrecht im Bett.
senken: doen zinken / die Senke: verdieping in een terrein
lotrecht (lange-o-): wordt overwegend in vaktaal, door bijv. metselaars en zeelieden gebruikt
waag(e)recht: horizontaal (denk aan weegschaal)
regelrecht: ronduit, als het ware
Het spijt me dat ik te laat ben.
Es tut mir leid: standaardzin met de 3e naamval.
Ich bin zu spät.
sich verspäten (wederkerig): ich verspäte mich, er verspätet sich
Es tut mir leid, dass ich mich verspätet habe.