(jemandem) einen Gefallen tun: iets ('alledaags') voor iemand doen / een (kleine) gunst bewijzen

eine Gunst tun: geen correcte combinatie

De Duitse variant 'eine Gunst gewähren/erweisen' is formeel en verouderd en heeft een veel sterkere impact m.b.t. hetgeen je aan iemand vraagt.

das Vergnügen: het genoegen, het plezier

der Vergnügungspark: het pretpark

winken - winkte - gewinkt: zwaaien, wuiven 

der Wink = der Hinweis: tip, wenk (op iets attent maken)

schwenken: zwaaien, bijv. een vlag of met de armen 

wehen: waaien - Der Wind weht.

wedeln: waaieren, bijv. met een waaier / kwispelen (hondestaart) / slalomachtig een afhang afskiën

der/dieser Stuhl ist besetzt: onderwerp

die Stühle, volgens de hoofdregel meervoud mannelijk: umlaut en uitgang -e (hier eveneens onderwerp)

Voorzetsel um: 4e naamval, hier mannelijk: um ihn.