Die Tür war fest verschlossen.
Der Junge schlug mit der Faust gegen ........ Tür.
gegen: voorzetsel met de 4e naamval
die/eine Tür: vrouwelijk (zie zin 1)
Vrouwelijke woorden hebben in de 4e naamval dezelfde vorm als de 1e naamval.
Wenn jemand zwei linke ........ hat, nennt man ........ spaßeshalber 'Grobmotoriker'.
die Hand - die Hände (1e en 4e naamval)
Enkele vrouwelijke woorden hebben een umlaut en de uitgang -e in het meervoud: die Wände, die Bänke (zitbanken), die Kräfte, die Nächte, die Städte.
(Man nennt) ihn: lijdend voorwerp
spaßeshalber: voor de lol
"Ich muss mir mal die Füße vertreten."
de voet verrekken/verstuiken: den Fuß verrenken/verstauchen
te voet gaan: zu Fuß gehen
Nette formulering voor 'naar toilet': Ich muss mal austreten (toiletten waren vroeger buiten de woning).
(In de snoepwinkel)
Verkaufen Sie auch (drop) ........ ?
der/das Lakritz (ook: die Lakritze): drop (gemaakt van zoethout met suiker of zout)
das Drop - die Drops (ook: Bonbons): zuurtjes
das Konfekt: bonbons (die Praline) en andere luxe chocolaatjes en koekjes
Engelse drop wordt in het Duits wel eens 'Lakritzkonfekt' genoemd.
Der Lebkuchen lijkt het meest op kruidkoek, vaak met chocolade- of suikerlaag. Zeer populair als hart met tekst (op elke kermis en kerstmarkt te koop).