Ich habe Zahnschmerzen und muss heute unbedingt ........ Zahnarzt.
naar een persoon gaan: zu ... gehen/fahren.
zu: voorzetsel met de 3e naamval, hier mannelijk: zum (zu + dem) Zahnarzt gehen
voor steden en landen: nach Deutschland, München fahren
der Schmerz, die Schmerzen: pijn, pijnen
unbedingt: per se
Die (verkopers) ........ machen gerade alle Mittagspause.
der Verkäufer - die Verkäufer: mannelijke woorden met de uitgangen
-er, -en, -el krijgen geen extra uitgang in het meervoud
vrouwelijk: die Verkäuferin - die Verkäuferinnen
die Mittagspause: lunchpauze
De zin 'Die Bürgersteige von Berlin sind voller Tretbomben' betekent: ........
der Bürgersteig: het trottoir
die Tretbombe: spreektaal voor hondenpoep
een bom doen onploffen: eine Bombe zünden
bedacht op: achtsam sein / achten auf
Aus einem Backrezept für Apfelkuchen:
Damit die Äpfel nach dem Schälen nicht braun werden, sollte man Zitrone darauf tröpfeln; ersatzweise Essig verwenden.
ersatzweise: ........
ersatzweise: als vervanging / bij wijze van vervanging
der Ersatz, ersetzen: de vervanging, vervangen; dus optioneel, alternatief
das Ersatzteil: vervangend onderdeel
bovendien: außerdem
aanvullend: ergänzend
regelen, afmaken (taak): erledigen
der Essig: azijn
man sollte: het is aan te raden