........ ihr noch ein Stück Käsekuchen?
ihr möchtet - möchtet ihr?
ich möchte
du möchtest
wir möchten
sie/Sie möchten
der Käsekuchen: gebakken kwarktaart
Füllen Sie bitte ........ Antrag (aanvraag) aus.
der Antrag
Woorden die uit de stam van een werkwoord (be-antrag-en) bestaan zijn overwegend mannelijk.
den/einen Antrag (ausfüllen): lijdend voorwerp, 4e naamval
Sie: onderwerp
Das Auto ist schwer beschädigt.
Der Mechaniker kann ........ Auto nicht mehr reparieren.
Das Auto: in het Duits dus onzijdig (zie ook 1e zin van de opgave).
Hier lijdend voorwerp (4e naamval): das Auto, dezelfde vorm als de 1e naamval.
Der Mechaniker is onderwerp.
Eveneens onzijdig i.t.t. het Nederlands: das Telefon, das Smartphone (das Handy), das Foto, das Radio en enkele meer.
Afb. cliparts.free
"Ich komme morgen Vormittag."
Wanneer komt deze persoon?
der Vormittag: de ochtend, voor lunchtijd (dus voor 12.00/13.00)
vroeg in de ochtend: früh am Morgen