Die Kinder spielen nach der Bescherung am Heiligabend mit (hun) ........ Geschenken vor dem Weihnachtsbaum.

mit: 3e naamval, hier meervoud
In de 3e naamval meervoud krijgen alle woorden van de woordgroep de uitgang -n: mit ihren vielen schönen Geschenken.
Het uitdelen van de cadeaus noemt men die Bescherung. Op 24 december (Heiligabend) werd vroeger met ingang van de schemering voor het eerst de kerstboom verlicht. Na het zingen van een kerstlied of het opzeggen van een gedicht worden de cadeaus uitgedeeld.
(Dit medicijn mag je beslist niet innemen als je autorijdt.)
Dieses Medikament ........ man auf keinen Fall einnehmen, wenn man Auto fahren will.

dürfen: mogen, toestemming hebben
ich darf, du darfst, er, sie, es man darf, ihr dürft, wir dürfen
Algemene uitspraken/raadgevingen e.d. worden in het Duits met 'man' geformuleerd. Bij 'du' zou een persoon zich direct aangesproken voelen en dat kan verkeerd overkomen.
Ich habe nicht gewusst, ........ du erst nächste Woche kommst.
Twee zinnen: Ich habe (es) nicht gewusst. + Du kommst nächste Woche.
De zinnen worden verbonden door het voegwoord dass.
Das: lidwoord of aanwijzend woord. Je kunt het vervangen door het/hetgeen.
wissen - wusste - hat gewusst
(Er wordt ook een rondleiding door de burcht aangeboden.)
Es wird auch eine ........ durch die Burg angeboten.

die Führung: rondleiding door bijv. een gebouw
der Führer: de gids
werkwoord führen: leiden
die Leitung: directie, bestuur / leiding (gas/water)
die Umleitung: de omleiding
die Rundleitung: technische voorziening (bijv. een licht- of geluidsvoorziening rondom een zaal)