ohne: voorzetsel met de 4e naamval

die Hilfe / deine Hilfe: uitgang -e, vrijwel altijd een vrouwelijk woord

4e naamval: ohne deine Hilfe (dus dezelfde vorm als 1e naamval)

Idem: für (+4e) deine Hilfe

dürfen: toestemming hebben

ich, er, sie, es darf - wir dürfen, ihr dürft, sie/Sie dürfen

mögen - ihr mögt: graag mogen / lusten

Met in der Schule sein wordt hier bedoeld in het schoolgebouw zijn, en daar mag je niet bellen.

in + sein: 3e naamval

zur Schule gehen = naar school gaan: naar het gebouw gaan maar ook op school zitten.

"Gehst du schon/noch zur Schule?" (schoolplichtig zijn)

auf der Schule: (boven) op het schoolgebouw

Passt dir das? : Komt je dat uit?

Dat is onderwerp.

Het Duits kent veel standaardzinnen met de 3e naamval. Het gaat vaak om iets dat je voelt of denkt.

Das gefällt mir, es geht mir gut, das schmeckt mir nicht, das tut mir leid (het spijt me).

Een schoen passen: einen Schuh anprobieren. Der Schuh passt mir leider nicht.

Dat past bij jou: Das passt zu dir.