MOB-versie | Naar grote versie



Antwoorden van 07-10-2025 (niveau 1)



eerdere test 07 OKT latere test
(klik op een pijltje om naar een andere datum te bladeren)


De deelnemers op niveau 1 hebben de test van 07-10-2025 zo ingevuld:



Ich muss mal ........ Toilette.

 



77 % (afgerond)zur 
18 % (afgerond)nach der
6 % (afgerond)nach

Die Toilette: een plek waar je naartoe gaat, net als 'Ich gehe zum Markt'. Hiervoor gebruik je in het Duits zu (+3e naamval)

zu + der = zur

kort: "Ich muss mal. / Ich muss mal wohin." :)

nach = naar: voor steden en landen. Wir fahren nach Deutschland.

plaats- of tijdsbepaling met de 3e naamval;

nach = na 

Nach der Kurve (bocht) seht ihr schon die Tankstelle.

Nach einer Stunde kam er endlich.

 

Spreektaal voor zur Toilette gehen: aufs Klo gehen.


Zie ook de pagina gebruik.



Die Kinder (snoepen) ........ gerne Süßigkeiten.

 



4 % (afgerond)schnuffeln
13 % (afgerond)schnuppern
4 % (afgerond)grapschen
78 % (afgerond)naschen 

Bij zoetigheid hoort het werkwoord naschen.

 

Schnuffeln, schnüffeln, schnuppern: snuffelen, met de neus bewust een geur oppikken.

In een winkel rondsnuffelen op zoek naar iets leuks: (rum)schnuppern / stöbern

der Schnüffler: neerbuigend voor privédetective

grapschen: pakken, snaaien (pikken/graaien)


Zie ook de pagina Links.



Drie van de uitdrukkingen hebben de betekenis van 'goed gemutst zijn'. 

Welke uitdrukking hoort NIET in het rijtje

 

     



2 % (afgerond)Ich habe gute Laune.
13 % (afgerond)Ich bin gut drauf.
81 % (afgerond)Ich bin beschickert. 
4 % (afgerond)Ich bin gut gelaunt.

beschickert: aangeschoten door alcohol

 

Ich bin gut drauf: spreektaal.

Als een goede kennis in jouw visie een beetje raar doet, kun je zeggen: Wie bist dú denn drauf?


Zie ook de pagina Links.



(De) ........ Lehrer korrigierte (de) ........ Arbeiten (van alle) ........ Schüler.

 

    



2 % (afgerond)Den - den - alle
14 % (afgerond)Der - den - allen
84 % (afgerond)Der - die - aller 

der Lehrer: mannelijk, onderwerp, dus 1e naamval

(die Arbeit) die Arbeiten (hier: werkstukken/tests): meervoud, lijdend voorwerp, 4e naamval

De werkstukken van alle leerlingen: Die Arbeiten aller Schüler.

In het Duits druk je deze 'bezitsverhouding' met de 2e naamval uit. 


Zie ook de pagina der/die/das-groep all- welch- manch-.



TOTAALRESULTAAT:
80% goed

Uitleg van de kleuren en symbolen:
GOED GEKOZENhet juiste antwoord (door jou gekozen)
FOUT GEKOZENeen fout antwoord (door jou gekozen)





Help | Contact  |  Instellingen  |  


Beter Spellen Beter Rekenen NU Beter Engels NU Beter Duits NU Beter Frans NU Beter Spaans Beter Bijbel



Martin van Toll Producties
in samenwerking met
Fundgrube Deutsch