Das Angebot haben wir bereits im Juli per Mail angefragt.
Wir haben (uw offerte) ........ erst heute empfangen.
das Angebot: zie 1e zin
1e en 4e naamval: das/ein/euer/Ihr Angebot
Woorden met Ge- en uitgang -t zijn overwegend onzijdig.
De vorm van de 1e en 4e naamval onzijdig is gelijk.
Im Bundestag gibt es insgesamt 735 Abgeordnete.
Die größte Fraktion hat 208 (zetels) ........ .
der Sitz (algemeen)
1 een mogelijkheid om te zitten (die Sitzfläche), der Autositz
2 voor de stad/plaats waar een bedrijf/instelling gevestigd is:
Der Bundestag hat seinen Sitz in Berlin.
specifiek: zetel in het parlement
die Sitzung: vergadering
De grote vergaderzaal heet der Sitzungssaal.
Der Sitz bestaat uit de stam van een werkwoord: overwegend mannelijk. Zo ook andere woorden met de uitgang -tz: der Blitz, der Witz, der Platz, der Satz, der Schatz.
der Sessel: fauteuil
der Sattel - die Sättel: zadel - zadels
Woorden met de uitgang -el zijn voor een groot deel mannelijk.
(In de laatste decennia) ........ hat sich die deutsche Wirtschaftsstruktur stark verändert.
Das Jahrzehnt - die Jahrzehnte (1e en 4e naamval meervoud).
Tijdsbepaling met voorzetsel staan in de 3e naamval.
Meervoud 3e naamval: alle onderdelen van de woordgroep krijgen de uitgang -n.
In dem Fernsehprogramm zeigte sich:
Bei der Müllverwertung wird häufig ganz schön abgesahnt.
Bij de afvalverwerking wordt vaak behoorlijk ........
absahnen: onbehoorlijke winst binnenhalen, graaien
saneren (gebit, bedrijf, bodem): sanieren (repareren, gezond maken)
voorlichten: informieren
ganz schön (in deze zin): aanzienlijk
ganz schön, ganz gut (algemene spreektaal): best aardig, niet slecht