Alle (kamers) ........ im Hotel sind noch frei.
das Zimmer - die Zimmer
Onzijdige en mannelijke woorden met de uitgang -er veranderen niet in het meervoud (behalve 3e naamval + -n).
(Waren jullie) ........ gestern im Kino ?
jullie = ihr: 1e naamval (onderwerp)
ihr seid: tegenwoordige tijd
ihr wart: verleden tijd
euch: 3e en 4e naamval
Ich habe euch gestern gesehen.
Das kannst du selber entscheiden.
........ du sparst für dein iPhone ........ du musst es auf Abzahlung kaufen.
Er is een keuzemogelijkheid: of ... of,
daarbij kun je in het Nederlands het eerste of weglaten;
weder - noch: noch het een noch het ander
nicht nur ... sondern auch: niet alleen ... maar ook
auf Abzahlung kaufen / auf Raten kaufen
spreektaal: abstottern
Je hebt een klacht over een aankoop in een winkel. Je zegt:
"Ich möchte bitte den (directeur) ........ sprechen."
der Geschäftsführer: manager/directeur (letterlijk: zakelijke leider)
der Betriebsleiter: manager productie van een fabriek
der Stellvertreter: plaatsvervanger
der Angestellte / ein Angestellter: medewerker
(Voornamelijk voor kantoorpersoneel gebruikelijk, maar in het meervoud ook algemeen voor alle medewerkers, dus 'het personeel').