Met het werkwoord sollen kun je onder andere uitdrukken dat je een informatie uit de tweede hand hebt: men zegt dat ...

hij zal (toekomst): er wird

hij moet: het kan niet anders zijn (dan dat hij zijn baan kwijt is)

Er ist jeden Tag zuhause, er muss wohl/wird wohl seine Stelle verloren/gekündigt (opgezegd) haben.

Die Familie will emigrieren. Er muss darum seine Stelle kündigen.

Der Sturm, der Schnee, der Nebel (mist), der Frost, der Hagel, der Blitz, der Regen, der Wind:

de meeste alledaagse woorden die met weersomstandigheden te maken hebben zijn mannelijk.

Wir: onderwerp

der/ein Arzt: mannelijk persoon.

(Wir rufen) den/einen Arzt: lijdend voorwerp.

die Führung: rondleiding door bijv. een gebouw

der Führer: de gids

werkwoord führen: leiden

die Leitung: directie, bestuur / leiding (gas/water)

die Umleitung: de omleiding

die Rundleitung: technische voorziening (bijv. een licht- of geluidsvoorziening rondom een zaal)