Het werkwoord begegnen (toevallig ontmoeten/tegenkomen): met vaste 3e naamval en het combineert met sein - Ich bin ihm begegnet.

treffen: zowel met als ook zonder afspraak tegenkomen, combineert met de 4e naamval (lijdend voorwerp)

ehemalig: met een lidwoord krijgen bijvoeglijke naamwoorden mannelijk alleen in de 1e naamval geen -n

Werkwoorden schauen, gucken, sehen + auf, in, über:

4e naamval.

Er is sprake van een richting. Je kunt vragen waarheen/waarnaar kijk je?

auf die Uhr, in den Schrank, über den Gartenzaun schauen

Er bestaat ook de variant met de 3e naamval: Schau mal im Schrank (nach), ob noch genügend Gläser da sind. Waar moet je kijken?: 3e naamval.

Die Verwertung / die Wiederverwertung: (her)gebruik van materiaal.

Door hergebruik krijgen spullen weer een waarde.

waardebepaling: die Wertbestimmung, die Bewertung (ook voor becijfering bij een wedstrijd)

waardering (iets op zijn waarde schatten): die Wertschätzung

Ik weet dat te waarderen: Ich weiß das zu schätzen.

Mit jemandem brechen: op grond van zwaarwegende reden het contact met iemand verbreken. De uitdrukking wordt niet gebruikt in de betekenis van 'het uitmaken'.

Sie hat es mit ihm ausgemacht: Ze heeft dit met hem afgesproken / is het met hem overeengekomen.

(Standaardzinnen Nederlands-Duits: trefwoord 'maken, uit-')