onderwerp: das

können: ich kann - er, sie, es/das kann

wir können

konnte: verleden tijd

In het Duits moet kann aangevuld worden met een 2e werkwoord:

Dat kan (het is mogelijk): Das kann sein (das ist möglich).

Het huis van mijn oma: 'bezit van iemand' staat in de 2e naamval.

2e naamval vrouwelijk: das Haus der/meiner/einer Oma.

Spreektaal: Das Haus von (+3e) meiner Oma.

Das Buch meines Vaters: 2e naamval mannelijk.

Ich rufe meinen Vater an: 4e naamval mannelijk.

Bij de beoordeling van deze aangelegenheid moeten we rekening houden met de moeilijke omstandigheden.

In berücksichtigen herken je het woord die Rücksicht.

Het ook in Nederlands gebruikelijke woord rücksichtslos (nalatig, geen rekening houden met anderen) is uit het Duits overgenomen.

Achteraf beoordelen: nachher / im Nachhinein beurteilen (evaluieren).

Van te voren bekijken: vorher/vorab ansehen/anschauen.

terugvorderen: zurückfordern

De -o- in Dose en woher spreek je bijna net zo lang uit als de -oo- in het Nederlands doos en dozen.

De -o- (en andere klinkers) voor -ch- (bijv. in het woord noch) en -ck- (Stock) ook in Wolke is korter.