sondern: niet het een maar het ander

Er is een tegenstelling en er staat een 'negatie' vooraf: geen ... maar / niet (alleen) ... maar (ook).

Er ist nicht alt sondern jung. Sie ist nicht nur hübsch, sondern auch schlau.

aber: algemeen voor een tegenstelling met een toevoeging

Er ist streng, aber gerecht. Er ist nicht alt, aber auch nicht jung. Ich esse gerne Pizza, aber ich vertrage sie nicht.

oder: het een of het ander (keuze)

ob: of

Er (onderwerp) wurde von der Sekretärin angerufen: een zin in de lijdende vorm.

Die Sekretärin rief ihn (lijdend voorwerp) an.

In een lijdende zin verandert het lijdend voorwerp in het onderwerp.

von (3e naamval): overwegend bij een 'levende veroorzaker'. Er wurde von einem Hund gebissen. Maar ook bijv. Er wurde vom Regen überrascht / von einem Auto angefahren.

durch (4e naamval): door middel van / via

Ich habe das durch die Presse erfahren.

foto: Pixabay

vergessen - vergaß - hat vergessen: sterk werkwoord

ich vergesse

du vergisst

er, sie, es vergisst

ihr vergesst

das Handy: het mobieltje

het nummer: die Nummer, dus in het Duits niet onzijdig.

Eine Mobilfunknummer in Deutschland beginnt immer mit den Ziffern '01', z.B. '0171 123456'.

die Genehmigung: officiële toestemming, vergunning

Algemeen voor 'toestemming': die Erlaubnis.

bezwaar: die Beschwerde / der Einspruch

benaming: die Bezeichnung / Namensgebung

verklaring: die Erklärung